De impact van de EU-taxonomie op de bouwsector. (deel 2/2)

Overzicht van de technische screeningscriteria en aandachtspunten per ketenpartner

De bouwsector staat voor aanzienlijke uitdagingen nu duurzaamheid steeds centraler komt te staan in zowel regelgeving als marktverwachtingen. De invoering van de EU-taxonomie, een kader dat de duurzaamheid van o.a. bouwactiviteiten beoordeelt, zal zonder twijfel invloed hebben op de bouwkosten en de administratieve lasten voor bedrijven.

In dit bouwprofartikel bespreken we de belangrijkste uitdagingen die de invoer van de EU-taxonomie met zich meebrengt voor verschillende ketenpartners binnen de bouw. We gaan wat dieper in op de 3 stappen die men moet volbrengen om "taxonomieproof" te worden. We focussen voornamelijk op de technische screeningscriteria, verder TSC, die bij stap 2 centraal staan.

Dit artikel werd als volgt gestructureerd:

  1. Algemene uitdagingen
  2. Taxonomieproof in 3 stappen
  3. Afstemming van de activiteiten met de TSC
  4. Focus op circulariteit en klimaatmitigatie
  5. Uitdagingen voor verschillende ketenpartners binnen de bouw
  6. Conclusie
  7. Verder lezen

I. Algemene uitdagingen

De EU-taxonomie is een complex en nieuw kader dat bedrijven aanzet om duurzaamheid op een diepgaande en gedetailleerde manier te integreren in hun bedrijfsvoering. De taxonomie stelt strikte eisen en criteria waaraan economische activiteiten moeten voldoen om als duurzaam te worden beschouwd. Dit vereist een grondig begrip van deze criteria, wat voor veel bedrijven een uitdaging vormt.De uitdagingen zijn divers en kunnen worden samengevat als volgt:

Naleving van de technische screeningscriteria

Bedrijven moeten voldoen aan technische screeningscriteria (TSC) die specifieke eisen stellen aan hun activiteiten, zoals energieverbruik, afvalbeheer, en impact op biodiversiteit.

Anticiperen op veranderingen

De EU-taxonomie zal elke drie jaar aangepast worden om in overeenstemming te blijven met technologische ontwikkelingen. Dit vraagt van bedrijven om flexibel te zijn en vooruit te plannen voor toekomstige aanpassingen.

Data-strategie

Bedrijven moeten gegevens verzamelen uit verschillende afdelingen om een compleet beeld te krijgen van hun duurzaamheidsimpact. Dit vereist goede coördinatie en transparantie.

Opstellen van gedetailleerde financiële informatie

Naast de gebruikelijke financiële rapportage moeten bedrijven nu ook gedetailleerde duurzaamheidsinformatie verstrekken, wat een aanzienlijke administratieve last kan vormen.

Nood aan betrouwbare en traceerbare informatie

Het is essentieel dat de informatie die bedrijven verstrekken over hun duurzaamheidsinspanningen betrouwbaar en traceerbaar is, om te voldoen aan de eisen van de EU-taxonomie.

Aanpassen van systemen en processen

Bedrijven moeten hun rapportagesystemen, processen, IT-infrastructuur en governance aanpassen om te voldoen aan de nieuwe eisen.

Ontwerpen van een gestructureerd proces voor taxonomiebeheer

Een gestructureerde aanpak is nodig om de naleving van de taxonomiecriteria te waarborgen.

De EU-taxonomie doelen stelt doelen die pas in 2050 volledig gerealiseerd moeten zijn. Het is daarom niet realistisch en zelfs onwenselijk om op korte termijn volledig aan alle doelstellingen en criteria te voldoen.

II. Taxonomieproof in 3 stappen

De afstemming van economische activiteiten op de EU-taxonomie zal wel een aanzienlijke inspanning van bedrijven vergen. Daarbij is de beschikbaarheid van praktische voorbeelden, informatie en gebruiksvriendelijke tools vandaag nog beperkt. Onderstaande aanpak biedt een duidelijk stappenplan dat ondernemingen kan helpen om dit proces aan te vatten.

De aanpak bestaat uit drie stappen, waarbij stap 2 op zijn beurt opgesplitst is in drie deelstappen.

1)     Analyseer of de activiteiten in aanmerking komen (eligibility)

2)     Analyseer of de activiteiten voldoen (alignment)

2.1) Significante bijdrage leveren

2.2) Do No Significant Harm-check (DNSH)

2.3) Controleer de minimumvereisten

3)     Zet rapportering op

Aangezien dit artikel zich toespitst op de TSC, gaan we niet verder in op stappen 1 en 3.

EU-taxonomie in 3 stappen

III. Afstemming van de activiteiten met de TSC

In deze stap wordt beoordeeld of een economische activiteit een significante bijdrage levert aan een van de zes milieudoelstellingen van de EU-taxonomie. Om in aanmerking te komen, moet de activiteit minstens één van deze doelstellingen ondersteunen zonder aanzienlijke schade toe te brengen aan de overige doelstellingen (het "Do No Significant Harm"-principe). Een goede observator ziet dat de eerste beide doelstellingen samenvallen met ESRS 1 (European Sustainability Reporting Standard) van het luik "Environment" binnen de CSRD en dat de nummers 3 tot 6 ook identiek zijn.

De technische screeningscriteria (TSC) zijn de technische vereisten die bepalen of deze bijdrage substantieel genoeg is. Deze criteria zijn uitgebreid, wetenschappelijk onderbouwd en gebaseerd op best practices in de markt. Ze dienen als maatstaf om te beoordelen of een activiteit voldoet aan de EU-taxonomie. Momenteel zijn de TSC voor de eerste twee milieudoelstellingen, namelijk mitigatie van klimaatverandering en adaptatie aan klimaatverandering, volledig uitgewerkt en definitief van kracht.

Milieudoelstellingen 1 en 2

Milieudoelstellingen 1 en 2

In april 2023 publiceerde de Europese Commissie een concept van TSC voor de overige vier milieudoelstellingen, inclusief enkele amendementen in de bestaande TSC voor de eerste twee doelstellingen.

Milieudoelstellingen 3 tot 6

IV. Focus op circulariteit en klimaatmitigatie

Voor de bouwsector wordt het voora een uitdaging om circulariteit en klimaatmitigatie te integreren in de activiteiten. Een eerste stap hierbij is circulariteit in design, materiaalkeuze en bouwmethode. Dit kan bijvoorbeeld door het toepassen van het 10-R model van Jacqueline Cramer als toetsingskader voor gebruikte grondstoffen.

Circulariteit betekent dat bedrijven moeten kiezen voor duurzame materialen, ontwerpen voor aanpasbaarheid en deconstructie, en circulaire businessmodellen inzetten. Dit kan onder andere door te zorgen dat minstens 90% van het ongevaarlijke bouw- en sloopafval wordt gerecycled of hergebruikt, en door het gebruik van secundaire grondstoffen in plaats van primaire.

10-R model

Specifieke maatregelen voor circulariteit in de bouwsector zijn onder meer:

-        Het geproduceerde bouw- en sloopafval moet behandeld worden overeenkomstig de afvalwetgeving van de Unie en de volledige checklist van het EU-protocol inzake het beheer van bouw- en sloopafval (sorteersystemen). Recyclage of hergebruik van minstens 90% (in gewicht) van ongevaarlijk bouw- en sloopafval. De naleving van de drempel wordt aangetoond door te rapporteren conform Level(s).

-        Het aardopwarmingsvermogen (GWP) van elk stadium van de levenscyclus van het gebouw moet berekend worden.

-        Circulariteit moet geïntegreerd worden in de bouwontwerpen en -technieken via de concepten voor ontwerp op aanpasbaarheid en deconstructie (verduidelijking en rapportering conform de Level(s)).

-        Het gebruik van primaire grondstoffen moet worden beperkt door het gebruik van secundaire grondstoffen.

-        Er moet gebruik worden gemaakt van elektronische hulpmiddelen om de kenmerken van het gebouw te beschrijven. De informatie wordt opgeslagen in digitaal formaat en beschikbaar gesteld aan de klant.

-        De drie zwaarste materiaalcategorieën die voor de bouw van het gebouw worden gebruikt, gemeten naar massa in kg, moeten voldoen aan de volgende maximale totale hoeveelheden gebruikte primaire grondstoffen:

  • Beton, natuursteen of geagglomereerde steen: maximaal 70% afkomstig van primaire grondstoffen
  • Baksteen, tegels en keramiek: maximaal 70%
  • Producten op biobasis: maximaal 80%
  • Glas, minerale isolatie: maximaal 70%
  • Niet-biobased kunststof: maximaal 50%
  • Metalen: maximaal 30%
  • Gips: maximaal 65%

Daarnaast speelt klimaatmitigatie een cruciale rol in de bouwsector. Belangrijke theoretische richtlijnen hiervoor zijn:

-        Gebouwen moeten een primaire energievraag hebben die minimaal 10% onder de norm voor bijna-energieneutrale gebouwen ligt. Dit moet gecertificeerd worden met een Energieprestatiecertificaat (EPC).

-        Voor gebouwen groter dan 5.000 m² moeten het aardopwarmingsvermogen en de luchtdichtheid getest en gerapporteerd worden. Indien nodig kunnen robuuste kwaliteitscontroleprocessen worden ingezet als alternatief voor deze testen.

-        Het aardopwarmingsvermogen van gebouwen groter dan 5.000 m² (GWP) moet berekend worden voor elke fase van de levenscyclus van het gebouw, om zo de klimaatimpact gedurende de gehele levensduur te minimaliseren.

Deze stappen zijn cruciaal voor bouwbedrijven om te voldoen aan de eisen van de EU-taxonomie.

V. Uitdagingen voor verschillende ketenpartners binnen de bouw

A. Algemene aannemers

Algemene aannemers staan voor de uitdaging om bouwprojecten te analyseren en te documenteren doorheen de verschillende fasen, waarbij ze verantwoordelijk zijn voor het naleven van uiteenlopende criteria. Deze criteria variëren van ontwerpvereisten zoals de Primary Energy Demand (PED) tot uitvoeringsaspecten zoals afvalbeheer. Aannemers moeten ervoor zorgen dat alle criteria zorgvuldig worden gedocumenteerd, met informatie afkomstig van klanten, leveranciers en onderaannemers.

Een gestructureerd proces en goede communicatie zijn cruciaal, en duurzaamheidsmethoden zoals BREEAM en ISO 14001 bieden hierbij waardevolle ondersteuning. Samenwerking tussen alle betrokken partijen, van architecten tot aannemers, is onmisbaar. Digitale tools, zoals materialenpaspoorten, spelen een steeds belangrijkere rol in het documenteren en beheren van materiaalstromen, wat essentieel is voor toekomstig onderhoud en hergebruik.

B. Wegenbouw

De wegenbouwsector wordt geconfronteerd met specifieke uitdagingen bij het naleven van de EU-taxonomie. Zoals elk bedrijf dat onder deze regelgeving valt, moeten wegenbouwbedrijven rapporteren over de koolstofvoetafdruk van hun activiteiten. Aangezien de aanleg van wegen vaak energie-intensieve machines en materialen vereist, kan dit leiden tot aanzienlijke koolstofemissies.

Om hun koolstofvoetafdruk te verkleinen, zullen wegenbouwbedrijven duurzame bouwpraktijken moeten toepassen en koolstofarme materialen moeten gebruiken. Bovendien moeten ze aantonen dat hun activiteiten geen schadelijke effecten hebben op biodiversiteit en ecosystemen. Het gebruik van gerecycleerde materialen en samenwerking met leveranciers die ook aan de nieuwe eisen voldoen, wordt verwacht. Dit alles vereist een enorme verzameling van gegevens, wat coördinatie en transparantie eist van alle betrokken partijen. De bijkomende kosten van deze inspanningen zijn significant en moeten in acht worden genomen.

C. Installatiebedrijven en afwerkers

Installatiebedrijven spelen een essentiële rol in de bouwsector, vooral als het gaat om de installatie van energie-efficiënte producten en systemen, zoals zonnepanelen, isolatie en verwarmings- en ventilatietechnieken. Om te voldoen aan de EU-taxonomie zullen installatiebedrijven nieuwe technologieën moeten implementeren en hun werknemers moeten opleiden om met deze technologieën te kunnen werken.

Naast de investering in technologie en opleiding zullen installatiebedrijven ook rekening moeten houden met de kosten van certificatie en verificatie van hun producten en diensten. Deze extra kosten kunnen vooral voor kleinere bedrijven zwaar doorwegen. Toch is het noodzakelijk om deze aanpassingen door te voeren om concurrerend te blijven in de markt.

D. Projectontwikkelaars

Projectontwikkelaars worden geconfronteerd met de uitdaging om ervoor te zorgen dat hun projecten veerkrachtig zijn en voldoen aan de criteria van de EU-taxonomie om in aanmerking te komen voor groene financiering. Dit betekent onder andere dat ze het aanpassingsvermogen van hun projecten aan klimaatverandering moeten toetsen door middel van een klimaatrisico- en kwetsbaarheidsanalyse. Dit omvat zowel de locatie als het ontwerp van het gebouw.

Daarnaast moeten projectontwikkelaars de CO₂-uitstoot en het Global Warming Potential (GWP) van hun projecten berekenen voor elke fase van de levenscyclus van het gebouw. Projecten op greenfields met een hoge natuurwaarde zijn uitgesloten van taxonomie-alignement. Dit vereist een zorgvuldige screening van locaties en het vermijden van landbouwgrond, bossen of gebieden met hoge biodiversiteitswaarde.

De technische en gedetailleerde aard van de EU-taxonomiecriteria maakt het voor projectontwikkelaars lastig om volledig op de hoogte te blijven en deze correct te interpreteren. Beslissingen die nu worden genomen, kunnen pas over enkele jaren leiden tot vergunningen en daadwerkelijke bouw, wat onzekerheid veroorzaakt vanwege de voortdurende ontwikkeling van de EU-taxonomieregels. De hoge kosten en uitdagingen bij het verzamelen en rapporteren van milieugegevens maken het des te belangrijker om vooraf duidelijke keuzes te maken en goed af te stemmen met aannemers en andere betrokken partijen.

E. Architecten en studiebureaus

Architecten en studiebureaus spelen een cruciale rol in de vroege levenscyclus van een gebouw door het ontwerp en de renovatie. De EU-taxonomie biedt kansen voor duurzaam architectonisch ontwerp, maar brengt ook aanzienlijke uitdagingen met zich mee. Architecten moeten gebouwen ontwerpen die bestand zijn tegen klimaatverandering, circulariteit ondersteunen door modulaire en aanpasbare structuren te creëren, en duurzame materialen kiezen.

Daarnaast moeten architecten innovatieve energieconcepten toepassen om de primaire energievraag te verminderen en het gebruik van water en bouwmaterialen te optimaliseren. Gebouwen moeten ook flexibiliteit en ecologische waarde bieden, bijvoorbeeld door groene ruimtes en thermisch comfort in buitenruimtes te integreren.

Architecten en studiebureaus moeten voldoen aan de technische screeningscriteria van de EU-taxonomie en ervoor zorgen dat hun ontwerpen aan strenge duurzaamheidseisen voldoen. Dit vereist grondige kennis van regelgeving, duurzame materialen en technologieën. Bovendien dragen ingenieursbureaus verantwoordelijkheid voor het adviseren van klanten en het ontwerpen van technische oplossingen die voldoen aan deze normen.

F. Producenten en toeleveranciers

Producenten en toeleveranciers, vooral die van grondstoffen zoals ijzer, staal, cement, plastic, papier, aluminium en bitumen, staan voor de uitdaging hun CO₂-uitstoot aanzienlijk te verminderen. Deze sectoren hebben een grote milieu-impact, en het aanpassen van productieprocessen om aan de EU-taxonomie te voldoen, is cruciaal.

Voor de cementsector betekent dit bijvoorbeeld het gebruik van alternatieve bindmiddelen en minder klinker, de grootste vervuiler in cementproductie. Ook het gebruik van meer gerecycleerde materialen en samenwerking met ketenpartners en concurrenten is essentieel. Daarnaast moeten producenten investeren in technologieën zoals warmtekrachtkoppeling en CCUS-installaties (Carbon Capture, Utilisation and Storage) in hun fabrieken. Deze acties kunnen hen bij rapportering een belangrijk concurrentievoordeel opleveren.

Er is momenteel veel aandacht voor het gebruik van gerecycleerde materialen in producten, maar minder voor de toekomstige recycleerbaarheid van deze materialen. Bijvoorbeeld, hoewel aluminium vervuilend kan zijn door de ontginning, is de bijna oneindige recycleerbaarheid ervan een grote troef. Hier ligt nog ruimte voor verbetering binnen de EU-taxonomie, wat sectorfederaties zouden moeten oppakken en onderbouwen met wetenschappelijke argumenten.

G. Overheden

Overheden moeten bij het aanbesteden van infrastructuurwerken rekening houden met de technische screeningscriteria (TSC) van de EU-taxonomie. Deze criteria zorgen ervoor dat een breed scala aan kritieke infrastructuren, zoals energie- en transportinfrastructuren, wordt aangepast aan zowel de huidige als toekomstige klimaateffecten. Door infrastructuurwerken te laten voldoen aan de TSC, kunnen ernstige negatieve gevolgen voor de gezondheid, veiligheid en het economisch welzijn van burgers, evenals voor de werking van overheden, worden voorkomen.

Verzekeraars moeten daarnaast informatie over schade-, ziekte- en ongevallenverzekeringen delen met overheden. Deze gegevens helpen overheids diensten om rampen en ziekten beter te voorspellen, hun preventiebeleid te verfijnen, en de bestaande infrastructuur beter te beheren. Ook biedt deze informatie voordelen voor verzekeraars zelf, zoals meer betrouwbare inschattingen van risico’s en het beperken van schadegevallen. Daarnaast is het cruciaal dat de overheid een ondersteunende rol speelt bij de implementatie van deze regelgeving om ervoor te zorgen dat zowel grote bedrijven als kmo’s toegang hebben tot de juiste informatie en middelen.

H. Kmo’s

Hoewel ze minder snel onder de EU-taxonomie zullen vallen vanwege hun kleinere omvang, zullen kmo’s indirect worden beïnvloed. Grote bedrijven kunnen druk uitoefenen op hun toeleveranciers om te voldoen aan de duurzaamheidsnormen van de taxonomie. Voor kmo’s die in de bouwsector actief zijn, betekent dit dat zij mogelijk hun productieprocessen en materiaalkeuzes moeten aanpassen om competitief te blijven.

Kmo’s hebben vaak minder middelen en expertise om de EU-taxonomie te interpreteren en toe te passen, wat hen in een nadelige positie brengt. Toch biedt deze regelgeving ook kansen voor kmo’s om zich te onderscheiden door duurzaamheidspraktijken te omarmen. Bedrijven die vroegtijdig investeren in duurzaamheid, kunnen zich aantrekkelijker maken voor klanten en investeerders, en profiteren van eventuele subsidies of andere vormen van steun die beschikbaar kunnen komen.

VII. Conclusie

De EU-taxonomie is een krachtige stimulans voor de bouwsector om verder te verduurzamen. Hoewel de implementatie ervan aanzienlijke uitdagingen met zich meebrengt, biedt het ook een kans om duurzaamheid centraal te stellen in de bedrijfsvoering. Naarmate de onduidelijkheden rond de taxonomie verdwijnen en bedrijven meer ervaring opdoen met de nieuwe regelgeving, kan de taxonomie een gelijk speelveld creëren voor alle bedrijven binnen de EU. Dit zal bijdragen aan een meer transparante, duurzame en concurrerende bouwsector waarin bedrijven zich kunnen onderscheiden door hun bijdrage aan de klimaatdoelstellingen en duurzame ontwikkeling.

VIII Verder lezen

De EU Taxonomy Navigator van de Europese Commissie: https://ec.europa.eu/sustainable-finance-taxonomy/

QR-code voor alle TSC

Hans Verboven
Hans VerbovenFounder & CEO

Start your sustainability journey
with Sustacon

We are ready to help you build a sustainable future for your organisation. Get in touch with us today to learn more about our services and how we can support your business.

Contact us