Bouwindustrialisatie - focus op de voordelen m.b.t. duurzaamheid en duurzaamheidsrapportering in EU-Taxonomie en CSRD.
Hans Verboven
Dit wel erg lange bouwprofartikel :) is de uitgebreide neerslag van een presentatie die ik bij Machiels Building Solutions mocht houden.
Inhoudsopgave
0. Vooraf
1. Traditioneel bouwen versus bouwindustrialisatie
1.1 Beperkingen van traditioneel on-site bouwen
1.2 Voordelen van off-site bouwen
2. Circulariteitseisen in de EU-taxonomie (ESRS ENV 5)
2.1 Eisen voor de bouwsector
2.2 Hoe bouwindustrialisatie alignering faciliteert
3. Klimaatmitigatie-eisen in de EU-taxonomie (ESRS ENV 1)
3.1 Eisen voor de bouwsector
3.2 Hoe bouwindustrialisatie alignering faciliteert
4. De documentatie-en rapporteringsplicht
5. Conclusie
0. Vooraf
Bouwindustrialisatie of off-site bouwen biedt aanzienlijke voordelen op het gebied van efficiëntieverbetering, kostenbesparing en duurzaamheid in vergelijking met traditionele bouwmethoden. Bouwindustrialisatie kan 2D of 3D zijn.
· 2D is de prefabricage van bouwelementen (dakbedekking voor daken, gevelelementen voor energierenovatie en andere elementen van een huis).
· 3D zijn modulaire oplossingen waarbij volledige kant-en-klare elementen uit een fabriek worden geleverd (badkamers, hele woonunits ...)
Ondanks de veelbelovende voordelen t.o.v. traditionele bouwwijze verloopt de overgang naar deze innovatieve bouwtechniek trager dan verwacht. We naderen echter misschien een omslagpunt, onder invloed van de toenemende eisen op het gebied van duurzaamheid in de EU-taxonomie enen de rapporteringsverplichtingen vanuit de Corporate Sustainability Reporting Directive.
In dit lange bouwprofartikel gaan we kort in op de voordelen van bouwindustrialisatie t.o.v. traditioneel bouwen en lichten we vervolgens toe hoe men beter en vlotter aan de duurzaamheids- en rapporteringseisen van taxonomie en CSRD kan voldoen.
1. Traditioneel bouwen versus bouwindustrialisatie
1.1 Beperkingen van traditioneel on-site bouwen
Traditionele on-site bouwmethoden worden vaak gekenmerkt door complexiteit in de uitvoering, wat de coördinatie bemoeilijkt. Op de werf werken aannemers, onderaannemers en leveranciers door elkaar, wat leidt tot misverstanden en vertragingen, mede doordat er geen gestroomlijnde communicatiekanalen zijn. Het gebrek aan een geïntegreerd systeem maakt het delen van informatie lastig en zorgt voor een langere doorlooptijd en hogere vaste kosten en zelfs boetes. Voortdurende aanpassingen aan plannen en het ontbreken van een uniform databeheerssysteem maken het moeilijk om nauwkeurige gegevens te verzamelen
Onvoorspelbare weersomstandigheden kunnen het bouwproces verstoren en zorgen voor extra kosten en uitloop in de planning. Elk project wordt vaak als uniek beschouwd, wat standaardisatie bemoeilijkt en schaalvoordelen beperkt. Op de werf is het helaas op vele vlakken zoals de Toren van Babel – en die bleef niet overeind zoals we weten…
1.2 Voordelen van off-site bouwen
Off-site bouwen verplaatst het grootste deel van het bouwproces naar een gecontroleerde fabrieksomgeving, wat aanzienlijke voordelen biedt. In fabrieken kunnen factoren zoals temperatuur, vochtigheid en licht nauwkeurig worden geregeld, wat zorgt voor een consistente kwaliteit. Hierdoor kunnen technieken en materialen worden gebruikt die op een werf moeilijk toepasbaar zijn. Building Information Modeling (BIM) maken het mogelijk om nauwkeurige planning en ontwerp te faciliteren, met integratie van verschillende disciplines in één 3D-model. Dit helpt fouten te voorkomen en bespaart tijd door clash-detectie en aanpassingen vroegtijdig uit te voeren.
CNC-machines, robots en geautomatiseerde assemblagelijnen zorgen voor minder menselijke fouten en verhogen de productiviteit. Door componenten te standaardiseren en modulair te ontwerpen, wordt herhaalbaarheid mogelijk en ontstaan schaalvoordelen. Dit vereenvoudigt het assemblageproces en vermindert de complexiteit op de bouwplaats. Bovendien minimaliseert precisieproductie de materiaalverspilling aanzienlijk, en restmaterialen kunnen direct in de fabriek worden gerecycled, wat kostenbesparingen en afvalvermindering bevordert.
Efficiëntie en snellere bouwtijd
De logistieke planning wordt verbeterd door just-in-time levering van modulaire componenten naar de werf, waardoor de opslagbehoefte op locatie en het aantal transportbewegingen afneemt, wat kosten en CO₂-uitstoot reduceert. De totale bouwtijd wordt aanzienlijk verkort doordat funderings- en voorbereidingswerkzaamheden op de bouwplaats kunnen doorgaan terwijl de modules in de fabriek worden geproduceerd. Dit parallelle proces verhoogt de efficiëntie. Bovendien elimineert productie in een fabriek de invloed van weersomstandigheden, wat de betrouwbaarheid van de planning verhoogt en het risico op vertragingen vermindert.
Ook duurzaamheid …
Bovenstaande is algemeen bekend. Anders is het gesteld met de voordelen op vlak van duurzaamheid. De gecontroleerde omgeving van de fabriek maakt het o.i. eenvoudiger om te voldoen aan de EU-taxonomie door nauwkeurige documentatie van materialen en processen, wat essentieel is voor transparante duurzaamheidsrapportage. Off-site productie faciliteert ook de integratie van materialenpaspoorten, waardoor de traceerbaarheid van materialen gedurende de hele levenscyclus van een gebouw wordt verbeterd. Dit is van cruciaal belang voor efficiënt onderhoud en recycling.
Modulaire constructies kunnen worden uitgerust met hoogwaardige isolatiematerialen en energie-efficiënte systemen die in de fabriek worden geïnstalleerd, wat resulteert in gebouwen met een lagere primaire energievraag. Elk modulair onderdeel ondergaat in theorie strikte kwaliteitscontroles voordat het de fabriek verlaat, inclusief tests voor structurele integriteit, luchtdichtheid en elektrische veiligheid. Hoewel off-site bouwen standaardisatie mogelijk maakt, biedt het ook flexibiliteit in ontwerp, waarbij modules kunnen worden aangepast aan de specifieke eisen van een project. Op de bouwplaats worden de modules snel geïnstalleerd met behulp van kranen en gespecialiseerde bevestigingssystemen, wat de tijd die arbeiders op hoogte moeten werken vermindert en de veiligheid verhoogt.
2. Circulariteitseisen in de EU-taxonomie (ESRS ENV 5)
ESRS ENV 5 (Gebruik van hulpbronnen en circulaire economie) richt zich op het verantwoord gebruik van hulpbronnen en de bevordering van een circulaire economie binnen de bouwsector. Bedrijven moeten gedetailleerd rapporteren over hun grondstoffengebruik, afvalproductie en recyclingpercentages. Dit betekent dat aannemers nauwkeurige gegevens moeten verzamelen over de hoeveelheid gebruikte materialen, de hoeveelheid geproduceerd afval en het percentage daarvan dat wordt gerecycled of hergebruikt.
Daarnaast worden bedrijven aangemoedigd om strategieën te ontwikkelen die gericht zijn op het verminderen van materiaalgebruik en het bevorderen van hergebruik en recycling. Voorbeelden hiervan zijn het implementeren van efficiëntere ontwerptechnieken, het minimaliseren van verpakkingsmateriaal en het stimuleren van methoden die materiaalbesparing bevorderen.
In wat volgt, tonen we hoe de kaarten van bouwindustrialisatie om hieraan te voldoen en dit ook te kunnen documenteren, beter liggen.
Circulair ontwerp en bouw
De eisen van ESRS ENV 5 en de EU-taxonomie op het gebied van circulariteit stellen de bouwsector voor nieuwe uitdagingen, maar bieden ook kansen voor innovatie en verbetering. Bouwindustrialisatie en off-site bouwen bieden effectieve oplossingen om aan deze eisen te voldoen door efficiënter te werken, complexiteit te verminderen en geavanceerde technologieën te implementeren. Door over te schakelen naar modulaire en prefab constructie kunnen aannemers niet alleen voldoen aan de wettelijke vereisten, maar ook profiteren van kostenbesparingen, verhoogde productiviteit en verbeterde duurzaamheid.
Bouwindustrialisatie is een strategische en toekomstgerichte benadering voor duurzame bouwprojecten, waarbij zowel economische als ecologische voordelen worden gerealiseerd.
2.1 Eisen voor de bouwsector
Voor de bouwsector wordt het vooral een uitdaging om circulariteit en klimaatmitigatie te integreren in de activiteiten. Een belangrijke stap hierbij is circulariteit in design, materiaalkeuze en bouwmethode. Circulariteit houdt in dat bedrijven moeten kiezen voor duurzame materialen, ontwerpen voor aanpasbaarheid en ontmanteling, en circulaire businessmodellen inzetten. Dit kan bijvoorbeeld door het toepassen van het 10-R model van Jacqueline Cramer als toetsingskader voor gebruikte grondstoffen.
Specifieke maatregelen voor circulariteit ivanuit de EU-taxonomie n de bouwsector zijn onder meer:
- Het geproduceerde bouw- en sloopafval moet behandeld worden overeenkomstig de afvalwetgeving van de Unie en de volledige checklist van het EU-protocol inzake het beheer van bouw- en sloopafval (sorteersystemen). Recyclage of hergebruik van minstens 90% (in gewicht) van ongevaarlijk bouw- en sloopafval. De naleving van de drempel wordt aangetoond door te rapporteren conform Level(s).
- Het aardopwarmingsvermogen (GWP) van elk stadium van de levenscyclus van het gebouw moet berekend worden.
- Circulariteit moet geïntegreerd worden in de bouwontwerpen en -technieken via de concepten voor ontwerp op aanpasbaarheid en deconstructie (verduidelijking en rapportering conform de Level(s)).
- Het gebruik van primaire grondstoffen moet worden beperkt door het gebruik van secundaire grondstoffen.
- Er moet gebruik worden gemaakt van elektronische hulpmiddelen om de kenmerken van het gebouw te beschrijven. De informatie wordt opgeslagen in digitaal formaat en beschikbaar gesteld aan de klant.
- De drie zwaarste materiaalcategorieën die voor de bouw van het gebouw worden gebruikt, gemeten naar massa in kg, moeten voldoen aan de volgende maximale totale hoeveelheden gebruikte primaire grondstoffen:
- Beton, natuursteen of geagglomereerde steen: maximaal 70% afkomstig van primaire grondstoffen
- Baksteen, tegels en keramiek: maximaal 70%
- Producten op biobasis: maximaal 80%
- Glas, minerale isolatie: maximaal 70%
- Niet-biobased kunststof: maximaal 50%
- Metalen: maximaal 30%
- Gips: maximaal 65%
KADER: CSRD-rapporteringsvereisten in ESRS E5 Circulariteit
Beleid / plan ontwikkelen rond:
· Processen om materiële grondstofgebruik en circulaire economie-gerelateerde impacten, risico's en kansen te identificeren en te beoordelen
· Acties en middelen gerelateerd aan grondstofgebruik en circulaire economie
Kunnen rapporteren over:
· Doelstellingen gerelateerd aan grondstofgebruik en circulaire economie
· Grondstof in- en uitstromen (hernieuwbaar, hergebruikt, gerecycled, gewicht in ton en % aandeel fracties) (Zie bv aankooprapporten en afvalregister)
· Potentiële financiële effecten van grondstofgebruik en circulaire economie-gerelateerde impacten, risico's en kansen
2.2 Hoe bouwindustrialisatie alignering faciliteert
Implementeren van materialenpaspoorten
Het gebruik van digitale tools zoals Building Information Modeling (BIM) en materialenpaspoorten is inherent aan bouwindustrialisatie. Deze tools verbeteren het gegevensbeheer en maken nauwkeurige en transparante rapportage mogelijk, wat essentieel is voor naleving van ESRS ENV 5 en de EU-taxonomie. Met BIM kunnen aannemers alle aspecten van een project in één geïntegreerd 3D-model beheren, waardoor fouten worden verminderd en de efficiëntie wordt verhoogd. Materialenpaspoorten bevatten gedetailleerde informatie over de materialen die in een gebouw worden gebruikt, inclusief hun herkomst, samenstelling en mogelijkheden voor hergebruik. Dit maakt het eenvoudiger om materialen te traceren gedurende de levenscyclus van het gebouw en ondersteunt de hergebruik- en recyclingdoelstellingen.
Gebruik van modulaire bouwtechnieken
Het gebruik van modulaire bouwtechnieken is een effectieve manier om te voldoen aan de circulariteitseisen. Modulaire constructies maken het mogelijk om bouwonderdelen in een gecontroleerde fabrieksomgeving te produceren, waardoor materiaalverspilling wordt verminderd en hergebruik van componenten wordt vergemakkelijkt. Dit draagt bij aan een efficiënter materiaalgebruik en vermindert de hoeveelheid afval die op de bouwplaats ontstaat.
In een fabriek kunnen modules worden ontworpen met het oog op eenvoudige demontage en hergebruik, wat de hoeveelheid bouw- en sloopafval aanzienlijk vermindert. Bovendien kunnen duurzame en gerecyclede materialen eenvoudiger worden geïntegreerd in modulaire constructies, wat bijdraagt aan het verminderen van de ecologische voetafdruk van bouwprojecten.
Samenwerken met de toeleveringsketen voor duurzame materiaalinkoop
Samenwerking met de toeleveringsketen is essentieel voor het realiseren van duurzame materiaalinkoop. Bouwbedrijven moeten samenwerken met leveranciers die voldoen aan milieustandaarden en duurzame materialen aanbieden. Dit bevordert niet alleen de duurzaamheid van individuele projecten, maar versterkt ook de algehele circulaire economie binnen de bouwsector.
Door integratie in de toeleveringsketen kunnen aannemers duurzame materialen inkopen en gezamenlijk werken aan innovaties die afval verminderen en de efficiëntie verhogen. Deze samenwerking bevordert transparantie en zorgt ervoor dat alle schakels in de keten bijdragen
3. Klimaatmitigatie-eisen in de EU-taxonomie (ESRS ENV 1)
ESRS ENV 1 legt een sterke nadruk op klimaatmitigatie binnen bedrijven, met specifieke vereisten voor de bouwsector. Bedrijven moeten gedetailleerd rapporteren over hun broeikasgasemissies, waaronder Scope 1 (directe emissies uit eigen activiteiten), Scope 2 (indirecte emissies uit aangekochte energie) en relevante Scope 3 emissies (emissies uit de waardeketen, zoals leveranciers en transport). Deze rapportage is essentieel om transparantie te waarborgen en de voortgang richting emissiereductiedoelstellingen te meten.
Daarnaast moeten bedrijven emissiereductiedoelstellingen stellen en openbaar maken die in lijn zijn met het Akkoord van Parijs. Dit betekent dat bouwbedrijven concrete plannen moeten ontwikkelen om hun CO₂-uitstoot te verminderen, bijvoorbeeld door het gebruik van energie-efficiënte technologieën, het optimaliseren van bouwprocessen en het overstappen op hernieuwbare energiebronnen.
Naast mitigatie vereist ESRS ENV 1 ook dat bedrijven zich voorbereiden op klimaatadaptatie. Dit houdt in dat bouwbedrijven klimaatrisico's, zowel fysiek (zoals extreme weersomstandigheden) als transitie (zoals veranderingen in regelgeving en marktvoorkeuren), moeten identificeren en rapporteren. Het is cruciaal dat bedrijven strategieën implementeren om hun veerkracht tegen klimaatverandering te vergroten. Voor de bouwsector kan dit betekenen dat projecten worden ontworpen om bestand te zijn tegen extreme weersomstandigheden en dat er plannen zijn voor het aanpassen van bestaande infrastructuur aan veranderende klimaatomstandigheden.
In wat volgt tonen we hoe bouwindustrialisatie een streepje voor heeft op traditioneel bouwen om hieraan te voldoen en dit ook te kunnen documenteren.
3.1 Eisen voor de bouwsector
Klimaatmitigatie op gebowuniveau is veelal een zaak van design- en materiaalkeuzes, goede uitvoering en een uitgekiend en lean logistiek bouwproces. Belangrijke theoretische richtlijnen vanuit de EU-taxonomiehiervoor zijn:
- Gebouwen moeten een primaire energievraag hebben die minimaal 10% onder de norm voor bijna-energieneutrale gebouwen ligt. Dit moet gecertificeerd worden met een Energieprestatiecertificaat (EPC).
- Voor gebouwen groter dan 5.000 m² moeten het aardopwarmingsvermogen en de luchtdichtheid getest en gerapporteerd worden. Indien nodig kunnen robuuste kwaliteitscontroleprocessen worden ingezet als alternatief voor deze testen.
- Het aardopwarmingsvermogen van gebouwen groter dan 5.000 m² (GWP) moet berekend worden voor elke fase van de levenscyclus van het gebouw, om zo de klimaatimpact gedurende de gehele levensduur te minimaliseren.
KADER: CSRD-rapporteringsvereisten in ESRS E1: Klimaatactie
Beleid / plan ontwikkelen rond:
· Integratie van sustainability-gerelateerde prestatiefactoren in verloning (voor top management)
· Transitieplan met SMART-doelstellingen en concrete maatregelen voor decarbonisatie (climate change mitigatie). Bv uit strategie rond CO2 van eigen bedrijfsvoering (prestatieladder?), maar evenzeer vanuit wat men kan beteken voor de klanten hieromtrent.
· Rapporteren over de materialiteit van klimaatgerelateerde zaken (zit in documentatie Sustacon)
Kunnen rapporteren over:
GHG-emissies (vooral CO2) op scope 1 en 2 en over scope 3[1]. Info kan grotendeels uit CO2-prestatieladder komen (Energieverbruik en mix, energie-intensiteit, interne CO2-prijs, …).
3.2 Hoe bouwindustrialisatie alignering faciliteert
Optimalisatie van ontwerp en materiaalgebruik
Offsite bouwen biedt de mogelijkheid om materiaalgebruik te optimaliseren door nauwkeurig geautomatiseerde processen, wat bijdraagt aan het verminderen van afval en inefficiënties. In de context van de EU-taxonomie-eis dat gebouwen een primaire energievraag moeten hebben die minimaal 10% onder de norm voor bijna-energieneutrale gebouwen (BEN) ligt, is materiaalkeuze cruciaal. Door te kiezen voor hoogwaardige, energie-efficiënte materialen in de fabriek, kunnen prefab elementen bijdragen aan lagere energievraag in zowel de constructie- als de operationele fase. Dit kan direct worden gecertificeerd met een Energieprestatiecertificaat (EPC), zoals de richtlijnen vereisen. Bovendien biedt prefab de mogelijkheid om materialen zoals CLT (cross-laminated timber) te gebruiken, die zowel structurele prestaties leveren als een lage CO₂-impact hebben.
Energie-efficiëntie door prefabricatie
Prefab en modulaire bouwmethoden kunnen de luchtdichtheid en isolatiewaarden van gebouwen aanzienlijk verbeteren. Omdat deze elementen in een gecontroleerde omgeving worden vervaardigd, kunnen ze onder strikte voorwaarden worden geoptimaliseerd voor energie-efficiëntie. Dit is van belang voor de EU-richtlijn die stelt dat gebouwen groter dan 5.000 m² moeten worden getest op luchtdichtheid.
Doordat off-site gebouwdelen nauwkeuriger kunnen worden afgesteld en de assemblage op locatie sneller verloopt, wordt de kans op thermische lekken en bouwfouten verkleind, wat resulteert in een lager energieverbruik en betere prestaties in termen van luchtdichtheid.
Lean logistiek proces
De toepassing van lean principes in het logistieke proces van off-site bouwen draagt bij aan een efficiënter bouwproces met minimale transportbewegingen en afvalproductie. Dit helpt om zowel de ecologische voetafdruk als de bouwtijd te verkorten. De gestroomlijnde logistiek van off-site bouw kan bijdragen aan de verlaging van het aardopwarmingsvermogen (GWP) tijdens de constructiefase. Dit sluit nauw aan bij de EU-richtlijn die stelt dat het GWP van gebouwen groter dan 5.000 m² voor elke fase van de levenscyclus moet worden berekend. Door middel van geavanceerde logistieke planningssystemen kunnen materiaalbehoeften nauwkeurig worden voorspeld, waardoor onnodig transport en de bijbehorende emissies tot een minimum worden beperkt.
Modulaire bouw voor hergebruik en circulaire processen
Modulaire constructies bieden unieke voordelen in termen van flexibiliteit en aanpasbaarheid gedurende de levenscyclus van het gebouw. Door te ontwerpen met demontage in gedachten, kunnen modules eenvoudig worden vervangen, hergebruikt of gerecycled aan het einde van hun levensduur. Dit sluit perfect aan bij de EU-eis om het aardopwarmingsvermogen (GWP) over de gehele levenscyclus van gebouwen te minimaliseren. Modulaire componenten kunnen na hun levensduur worden gedemonteerd en elders worden ingezet, wat niet alleen bijdraagt aan de circulaire economie, maar ook de totale milieu-impact van het gebouw drastisch vermindert. Bovendien zorgen geavanceerde LCA-tools (levenscyclusanalyse) ervoor dat de milieu-impact van elk materiaal en component transparant kan worden gemonitord, van productie tot einde levensduur.
4. De documentatie-en rapporteringsplicht
Bij traditionele bouwmethoden verloopt het verzamelen van gegevens doorgaans handmatig, wat resulteert in inconsistentie en foutgevoelige informatie. Aannemers moeten gegevens verzamelen van diverse stakeholders, zoals onderaannemers en leveranciers, wat tot fragmentatie en gebrekkige traceerbaarheid leidt. Dit gebrek aan standaardisatie maakt het bovendien lastig om te voldoen aan de technische screeningscriteria van de EU-taxonomie, zoals rapportage over energieprestaties, afvalbeheer en de CO₂-voetafdruk van bouwprojecten.
Het documenteren van materiaalstromen en energieprestaties wordt verder bemoeilijkt door de variabele omstandigheden op bouwplaatsen en de afhankelijkheid van verschillende betrokkenen. Bovendien is de handmatige verwerking van gegevens, bijvoorbeeld het gebruik van traditionele papieren processen, inefficiënt en tijdrovend.
Offsite bouwen verplaatst veel van de productie van de bouwplaats naar een gecontroleerde fabrieksomgeving, wat zorgt voor een betere analyse en documentatie van projecten. Door het gebruik van geavanceerde technologieën zoals BIM en materialenpaspoorten wordt de dataverzameling gestroomlijnd en wordt het eenvoudiger om te voldoen aan de vereisten van de EU-taxonomie.
Gebruik van Building Information Modeling (BIM)
BIM is een essentiële tool die alle informatie over een project digitaliseert in één geïntegreerd model. Door middel van BIM kunnen aannemers de Primary Energy Demand (PED) van een gebouw in elke fase van de levenscyclus nauwkeurig modelleren en documenteren. BIM maakt het ook eenvoudiger om energie-efficiëntiecriteria te monitoren, zoals voorgeschreven door de EU-taxonomie. Daarnaast biedt het mogelijkheden om duurzaamheidsdata, zoals afvalbeheer en hergebruik van materialen, centraal vast te leggen.
Een ander voordeel van BIM is dat het de samenwerking tussen verschillende partijen in het bouwproces, zoals architecten, ingenieurs, aannemers en leveranciers, faciliteert. Alle betrokkenen kunnen toegang krijgen tot dezelfde data, wat zorgt voor een betere coördinatie en transparantie, essentiële aspecten van de EU-taxonomie. Dit draagt bij aan het voorkomen van fouten en verbeterde efficiëntie, omdat problemen vroeg in het proces worden geïdentificeerd en opgelost.
Materialenpaspoorten voor betere traceerbaarheid
Materialenpaspoorten bieden gedetailleerde informatie over de materialen die in een project worden gebruikt, inclusief hun samenstelling, herkomst en recycleerbaarheid. Deze paspoorten ondersteunen de naleving van ESRS ENVIRONMENT 5 (gebruik van hulpbronnen en circulaire economie) door de volledige levenscyclus van materialen te documenteren, van productie tot sloop of hergebruik.
Bij offsite bouwen kunnen materialenpaspoorten systematisch worden geïntegreerd in het productieproces. Omdat de productie plaatsvindt in een gecontroleerde omgeving, is het eenvoudiger om gegevens over materialen nauwkeurig vast te leggen en elektronisch op te slaan. Deze informatie kan worden gebruikt voor toekomstig onderhoud, hergebruik of recycling, wat bijdraagt aan de circulaire economie en de naleving van de EU-taxonomievereisten.
Materialenpaspoorten verhogen ook de traceerbaarheid van materialen doorheen de hele levenscyclus van het gebouw, wat helpt bij het voldoen aan de technische screeningscriteria van de EU-taxonomie.
Het zorgt ervoor dat aannemers, projectontwikkelaars en andere stakeholders duidelijk inzicht hebben in de milieuprestaties van de gebruikte materialen, wat essentieel is voor duurzaam materiaalbeheer.
Automatisering en robotica: Verhoogde productiviteit en kwaliteitscontrole
De gecontroleerde omgeving van een offsite productiefaciliteit biedt mogelijkheden voor het gebruik van automatisering en robotica, wat aanzienlijke productiviteitsverbeteringen oplevert. Volgens McKinsey kan automatisering de productiviteit met 20 tot 50% verhogen ten opzichte van traditionele bouwmethoden. Dit vermindert niet alleen de kans op menselijke fouten, maar verhoogt ook de consistentie en kwaliteit van de geproduceerde bouwcomponenten. Hierdoor kunnen aannemers beter voldoen aan de technische criteria voor energie-efficiëntie en afvalbeheer.
Automatisering speelt ook een belangrijke rol bij het verbeteren van de kwaliteitscontrole, een essentieel aspect voor het voldoen aan de EU-taxonomie. Door gebruik te maken van een gestandaardiseerde productieomgeving kunnen componenten nauwkeuriger worden vervaardigd, wat resulteert in minder faalkosten en een betere naleving van duurzaamheidsnormen. Dit draagt bij aan zowel kostenbesparingen als verbeterde duurzaamheidsprestaties van het project.
Uniforme Bill of Materials (BOM) en traceerbaarheid
Een andere belangrijke verbetering die offsite bouwen biedt, is het gebruik van een uniforme Bill of Materials (BOM). Deze BOM zorgt voor standaardisatie en traceerbaarheid van alle materialen die in een project worden gebruikt. Door het hanteren van consistente specificaties wordt het beheer van materialen eenvoudiger en kunnen aannemers efficiënter werken. Dit is vooral belangrijk voor het volgen van materiaalstromen in overeenstemming met Level(s) en andere duurzaamheidsnormen, zoals vereist door de EU-taxonomie.
De uniforme BOM maakt het mogelijk om geautomatiseerde gegevensverzameling te implementeren, wat bijdraagt aan nauwkeurige rapportage en verbeterde efficiëntie in het bouwproces. Deze gegevens kunnen ook worden gebruikt voor het opvolgen van onderhoud en het faciliteren van circulaire economieprocessen, waarbij hergebruik en recycling van materialen centraal staan.
KADER: Focus op Houtskeletbouw
Cross Laminated Timber (CLT) is een speciaal type houtskeletbouw dat beschouwd kan worden als een belangrijke stap richting bouwindustrialisatie in de Europese bouwsector. In de context van de EU-taxonomie, die als doel heeft om de duurzaamheidsprestaties van verschillende economische activiteiten te evalueren, speelt CLT een belangrijke rol vanwege de milieuvriendelijke kenmerken en het industriële productieproces. CLT draagt niet alleen bij aan een aanzienlijke vermindering van de CO₂-uitstoot, maar versterkt ook de circulaire economie binnen de bouw.
De industrialisatie van de bouw, waarbij gebruik wordt gemaakt van geprefabriceerde materialen zoals CLT, heeft aanzienlijke voordelen ten opzichte van traditionele bouwmethoden. Het productieproces van CLT vindt grotendeels in een gecontroleerde fabrieksomgeving plaats, wat leidt tot minder bouwafval, een kortere bouwtijd en lagere transportbehoeften naar de bouwplaats. Dit zorgt niet alleen voor minder emissies, maar bevordert ook de precisie en kwaliteit van de gebouwen. Bovendien is CLT gemaakt van hout, een hernieuwbare grondstof die CO₂ opslaat gedurende de levenscyclus van het gebouw.
Een Life Cycle Assessment (LCA), uitgevoerd in opdracht van MBS (Machiels Building Solutions) in juni 2023, toont aan dat houtskeletbouw (HSB), inclusief CLT, 65% minder CO₂-uitstoot genereert dan een traditionele woning. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt door het efficiënte gebruik van grondstoffen en de lagere embodied carbon (koolstofemissies tijdens productie en transport) van CLT. In de analyse werden drie fasen van de levenscyclus van een gebouw onderzocht:
- Pre-use: de productiefase van materialen, transport en het bouwproces.
- Use: het gebruik van het gebouw, inclusief onderhoud, reparatie en renovaties.
- Post-use: de afbraak van het gebouw, afvalverwerking en recycling.
Bij CLT-gebouwen komt de grootste uitstoot uit de pre-use fase, zoals bij traditionele bouw, maar de totale uitstoot is beduidend lager. Waar een traditionele woning gemiddeld 48 ton CO₂ per 90 m² uitstoot in deze fase, is dat voor CLT-houtskeletwoningen slechts 17 ton. Een besparing van maar liefst 65%.
Isolatiekeuzes: een impactvolle beslissing
Een ander belangrijk element in de CO₂-reductie bij CLT-houtskeletbouw is het type isolatiemateriaal. De LCA-studie vergelijkt vier isolatiematerialen: glaswol, cellulose (papierafval), PUR en houtvezel. Glaswol blijkt de grootste impact te hebben, terwijl cellulose, een biogebaseerd isolatiemateriaal, een reductie van 73% in CO₂-uitstoot per vierkante meter mogelijk maakt.
Conclusies en duurzaam potenieel
De CLT-industrialisatie toont aan dat houtskeletbouw een sleutelrol speelt in het behalen van de EU-taxonomie-doelen voor duurzaamheid. Concreet kunnen gebouwen met CLT en biogebaseerde isolatiematerialen:
- 65% minder CO₂-uitstoot genereren dan traditionele huizen.
- Tot 73% van de CO₂-uitstoot verminderen door het gebruik van cellulose-isolatie.
- CO₂-neutraal of zelfs CO₂-negatief worden, afhankelijk van de gekozen materialen en de koolstofopslagcapaciteit van het gebruikte hout.
Het gebruik van CLT in de bouw combineert het behoud van hoge bouwkwaliteit met aanzienlijke voordelen op het gebied van duurzaamheid en circulariteit, waardoor het een essentieel bouwmateriaal is in de transitie naar een koolstofarme economie in de EU.
5. Conclusie
Door over te schakelen van traditionele on-site bouwmethoden naar off-site bouwindustrialisatie kunnen aannemers de uitdagingen van complexiteit, inefficiëntie en duurzaamheid overwinnen. De voordelen van off-site bouwen, zoals automatisering, verbeterde kwaliteitscontrole en efficiënt materiaalgebruik, dragen bij aan een hogere productiviteit en lagere kosten.
Daarnaast maakt de verbeterde documentatie, traceerbaarheid en duurzaamheid mogelijk, wat de naleving van de EU-taxonomie vergemakkelijkt. Hierdoor wordt bouwindustrialisatie een efficiëntere en toekomstgerichte benadering voor duurzame bouwprojecten.
Start your sustainability journey
with Sustacon
We are ready to help you build a sustainable future for your organisation. Get in touch with us today to learn more about our services and how we can support your business.